Professor Jan De Volder doet oproep aan regering: “Het moment om mensen zonder papieren een verblijfsvergunning te geven”

door: PMN
Afbeelding bron: Photonews
Professor Jan De Volder doet een oproep aan de regering. Hij roept op om mensen zonder papieren een verblijfsvergunning te geven. “Uitzonderlijke tijden vragen om uitzonderlijke maatregelen.”

Professor Jan De Volder (KU Leuven) ziet heel wat voordelen om mensen zonder papieren een verblijfsvergunning te geven. "Ten eerste is het vanuit het oogpunt van de volksgezondheid niet gezond dat er mensen rondlopen die onder de radar blijven: zonder ziekteverzekering, zonder gezondheidszorg, zonder gekend verblijfsadres, vaak van basisinformatie verstoken, …”, legt de professor uit bij VRTNWS.

“Zij lopen daardoor niet alleen gevaar, zij betekenen daardoor ook een potentieel gevaar voor anderen. In tijden waarin het zaak is een pandemie te stoppen is het een voordeel werkelijk iedereen te betrekken.”

Goed bestuur
“Ten tweede is het een maatregel van goed bestuur: deze mensen kunnen momenteel geen kant op. Wie vandaag wordt opgepakt, wordt voornamelijk weer vrijgelaten met een bevel om het grondgebied te verlaten.”

“Ontvanger en uitreiker van dat bevel weten dat dit in de praktijk totaal onmogelijk is. Ook de gedwongen uitzettingen – overigens een heel dure en weinig efficiënte praktijk - liggen momenteel stil. En mensen bij elkaar steken in gesloten centra in tijden waarin het zaak is afstand te houden van elkaar, is ook geen goed idee.”

Gunstig moment
“Ten derde is dit moment uitermate gunstig, omdat onze grenzen sinds mensenheugenis niet meer zo dicht zijn geweest als vandaag. Een mogelijke terechte kritische bedenking bij collectieve regularisaties is het aanzuigeffect. Dat is vandaag onbestaande. De Europese grenzen zijn dicht. Zelfs de Belgische grenzen zijn dicht.”

“Een ideale tijd om zo’n beslissing te nemen. Dan kunnen we tenminste in kaart brengen met hoeveel of hoe weinig ze zijn, wie ze zijn, waar ze wonen, wat hun voorgeschiedenis is, wat ze doen en kunnen, of ze eventueel een gevaar betekenen voor de openbare veiligheid, hoe geïntegreerd ze al dan niet zijn, hoe inzetbaar ze zijn op onze arbeidsmarkt, …”